Er lijkt minder plastic in de oceaan te drijven dan gedacht, het zijn waarschijnlijk grotere stukken, en het afbreken naar micro- en nanoplastic gaat langzamer. Dat concluderen oceanografen van de Universiteit Utrecht, die alle metingen die ze op dit gebied konden vinden, samenvoegden en er nieuwe wiskundige modellen op loslieten.
Hoewel zijn cijfers dus ook weer aannames zijn, zijn ze wel gebaseerd op uitgebreid onderzoek. Onderzoekers Mikael Kaandorp en Erik van Sebille gebruikten alle data die ze konden vinden: de cijfers uit 15.000 metingen van schepen die met de speciale netten het oppervlak van oceanen besleepten, 7000 metingen van stranden over de hele wereld en 120 uit de diepe oceanen. Ze concludeerden dat er in 2020 ongeveer 3,2 miljoen ton plastic in de oceanen dreef. Dit is een tiende van de meest sombere schattingen.
Hoe dit kan? Deels doordat er nu veel meer metingen voorhanden zijn dan vroeger. De onderzoekers hebben de kennis uit de metingen gecombineerd met hun kennis van oceaanstromingen en daaruit hun conclusies getrokken.
De tekst gaat door na de video
Voorbeeld van een model van de oceaanstromingen die het plastic meenemen
Echter, de aanname van de 300 miljoen ton was niet helemaal uit de lucht gegrepen. Het gaat om het verschil tussen het plastic dat jaarlijks wordt geproduceerd en het plastic dat wordt teruggevonden in de vuilnis en bij recycling. Hoewel dit niet overal ter wereld exact wordt bijgehouden, is het dus ook geen pure fictie. Al het ontbrekende plastic bevindt zich nog steeds ergens. Misschien alleen ergens anders.
Hierover zijn ook wel ideeën. Het zou in de rivieren kunnen zijn, waar het bijvoorbeeld aan de oevers blijft hangen. Of het bevindt zich toch in de oceaan, omdat de Utrechtse cijfers te rooskleurig zijn. Vakgenoten die niet met het onderzoek te maken hebben, nemen de nieuwe cijfers niet klakkeloos als waarheid aan. Maar ze zijn wel voorzichtig positief over het lagere getal.