
Het Amerikaanse Ministerie van Energie wil dat in 2030 zo’n twintig procent van alle elektriciteit die in de VS wordt opgewekt, wordt geleverd door windmolens. ‘Dat kan alleen als er betere ontwerpen en materialen komen’, aldus Brian Rice, hoofd van de afdeling ‘Multi-Scale Composites and Polymers’ aan de Universiteit van Dayton (Ohio). Aan deze universiteit is 270.000 US dollar toegekend voor het ontwikkelen en testen van composiet windturbinemasten die metalen masten kunnen vervangen.
Windturbinemasten moeten sterk genoeg zijn om het gewicht van de turbine te dragen en ze moeten bestand zijn tegen de belasting die de draaiende delen veroorzaken. Stalen masten worden in secties vervaardigd en op de bouwplaats in elkaar gezet op een betonnen ondergrond. ‘De gemiddelde Amerikaanse windmolenmast is ongeveer 80 meter hoog, maar de nieuwe industriestandaard zal waarschijnlijk 100 meter worden’, legt Rice uit. Grotere turbines op hogere masten vangen meer wind, waardoor de efficiency verbetert. Het transporteren en bouwen van de (metalen) masten wordt echter veel duurder.
De oplossing, aldus Rice, is composiet: een vezelversterkte mast die ter plaatse wordt vervaardigd en waarvoor alleen de grondstoffen worden getransporteerd. De afgelopen twee jaar hebben de deelnemers aan het onderzoekproject van de universiteit materialen en proefstukjes getest. De volgende stappen zijn het opschalen van de productie en uiteindelijk het bouwen van een complete mast die honderd meter hoog is.
Aanvullend onderzoek wordt gedaan naar het ontwikkelen van kleinere composiet windturbines voor het opwekken van elektriciteit in gebieden met lage windsnelheden of in afgelegen streken.
Ga voor meer informatie naar de website van de Universiteit van Dayton, Ohio.