
Bedrijven die het instorten van de auto-industrie in 2009 hebben overleefd, komen voor een nieuwe uitdaging te staan: herstel. De banken zijn nog steeds voorzichtig bij het verstrekken van leningen aan fabrikanten. Bedrijven die kunnen beschikken over kapitaal, bevinden zich hierdoor in een bevoorrechte positie. Dat stelt het Amerikaanse PlasticsNews.
Autofabrikanten die auto’s en vrachtauto’s die zo snel mogelijk auto’s en vrachtauto’s willen gaan bouwen die de consument wil kopen, vragen hun leveranciers om zich hiervoor klaar te maken. Voor de leveranciers van apparatuur, materialen en diensten houdt dit in dat ze moeten investeren. En dat zou wel eens een probleem kunnen zijn, want de banken zijn nog altijd erg terughoudend bij het uitlenen van geld.
In 2009 werden in Noord-Amerika 9 miljoen voertuigen gebouwd, terwijl dat er in 2008 nog 12,6 miljoen waren. Dit leidde tot de sluiting van honderden bedrijven. Veel kleinere bedrijven sloten voor goed. Veel andere bedrijven konden zich net aan redden, onder andere omdat General Motors en Chrysler tijdens hun faillissement gedwongen waren contant te betalen voor de geleverde onderdelen. Met dat geld konden sommige bedrijven overleven.
In Noord-Amerika wordt voor 2010 een productie van 10 miljoen voertuigen verwacht. Als er werkelijk herstel optreedt, zullen de autofabrikanten in zee gaan met de stabielste bedrijven. Deze topbedrijven kunnen betere prijzen bedingen. PlasticsNews concludeert dat de leveranciers die de crisis hebben overleefd, meer van hun financiële en technische capaciteiten kunnen profiteren dan de afgelopen jaren.
Bron: PlasticsNews